Vanmorgen een gouden zon zien opkomen achter lichtjes kalende bomen. Een koperen schijf, die een zomerse herfstdag voorspelde. En dat, terwijl ik in een meterslange rij geduldig stond te wachten met trek in de zondagse broodjes bij de bakker. De dag was nog jong, het wachten viel niet zwaar, want wat is mooier dan de kade, het Albertmoment en de lange brug, ondergedompeld te zien in een zee van goud? Het ontroerde me, de schoonheid van dat alles en mijn hart maakte een sprongetje en riep: ‘wat ben jij toch een gelukzak hier geworteld te zijn’. Voor en achter mij in de rij stonden mensen, gemaskerd en op veilige afstand, zonder oog voor al dat moois. Ze zuchtten af en toe … wachten is soms vermoeiend, als je de schoonheid van een beginnende dag niet echt ziet. Ja, september is al een stukje gevorderd. Morgen begint de herfst. Niet, dat er veel valt van te merken. Prachtige zomerdagen zijn het geweest en velen die anders naar het warme Spanje trekken, kozen coronagewijs voor de Belgische kust. Het lijkt hier wel de start van een tweede zomerseizoen!
Ondertussen zijn op televisie ook de reeksen hervat. Een paar hebben me al tot tranen toe bewogen. ‘Axel gaat binnen’ is er zo ééntje. Normaal heb ik niks met Axel, maar de opnames hadden plaats in het UZ Gent en dat was ooit ons tweede thuis. Kijken dus. We kwamen terecht op de revalidatie. Een papa van vier, verlamd na een ongeval met zijn scooter. Een jongen van amper twintig, gecrasht met zijn wagen. Een moeder verminkt door de ziekenhuisbacterie. Ik vroeg me af waar ze de moed vandaan haalden, om er elke dag weer tegenaan te gaan. Een jonge man van éénendertig, door een val bij het snowboarden verlamd en nooit meer zonder helse zenuwpijnen, had euthanasie gevraagd. ‘Ik ga voor altijd slapen en nooit die pijn meer voelen’, was zijn uitleg voor Axel. Herkenning. Tranen in mijn ogen, bij de gedachte aan zevenentwintig jaar geleden. Toen op een avond mijn jongste onverwachts zei: ‘ik ga dood’. Hij was zes en stervende. Mijn antwoord was: ‘doodgaan is niet erg, doodgaan is voor altijd slapen en nooit meer pijn’. Dat zo’n jongeman van dertig nu net dezelfde woorden gebruikte als ik toen, het deed me wat. Krop in de keel. Een week later is de jongen ingeslapen, heeft hij eindelijk rust gevonden. Ik weet nog, hoe opgelucht ik was, ondanks het neersabelend verdriet, dat het onmenselijk lijden van mijn kind eindelijk een einde kende. Ook de reeks ‘Dwars door België’ met Arnout Hauben bezorgde me zo’n moment van intens slikken. Op zijn tocht door Belgenland wou hij zijn Waalse opvanggezin van jaren geleden in de bloemetjes zetten. Hij moest daarvoor in Arbre zijn. Blijkbaar zijn er twee Arbre en de eerste keer zat hij dus op het verkeerde adres. Een aflevering later reed hij nog maar eens met een tuiltje bloemen naar het juiste Arbre, waar hij ooit als lid van een gezin, een talenbad frans kreeg. Het lag niet op zijn route, maar een ommetje met de fiets bracht hem waar hij zijn moest. De ouders van het gezin waren jammer genoeg gestorven en de buurvrouw vertelde, dat ook één van de zonen niet meer leefde, Benjamin. Arnout in tranen, de buurvrouw in tranen en ik … bijna in tranen. Zoveel raakt dat dus, een passage op televisie waarin herkenning van verdriet je bij de keel grijpt. Vraag nooit aan een moeder of vader van een gestorven kind: ‘ben je daar nu nog mee bezig?’. Er zijn altijd momenten in ons leven, waarop we gekatapulteerd worden naar wat was, maar nooit meer is.
zwaarder dan verdriet
weegt weemoed
in vergeet-me-nietjes
strakblauwe lucht
vliegert verlangen
op speelse wind
heimwee tekent
met vaste hand
wat had kunnen zijn
maar nooit meer wordt
het vrolijke van kleuren
vergaan tot zachte pastels
staat voor dagelijks missen
voor altijd moeilijk
het aanvaarden
dat wat was
niet meer is
Doris Dorné – naar Levenslang – 2003
3 Reacties
prachtige verwoording, zo herkennend, zo mooi geschreven, dank je wel doris om dit te delen, warme knuffel krist’l ovok hooglede
❤
Wat heb je dat weer mooi verwoordt.
En wat een kunst om moedig door te gaan en het mooie van de kleine dingen te kunnen zien ondanks het verdriet dat jullie altijd meedragen.