Ze zijn er blijkbaar klaar voor, startklaar voor de zomer … het gros van de studenten. Deze morgen wandelde ik op mijn ’toeristisch’ een eindje de winkelstraat van ’t Bad in. Overal lachende, jonge gezichten. Groepjes jeugd, die de ellende van de voorbije examens van zich afgooien door enkele dagen hun thuis te wisselen met een kort verblijf aan zee en strand. Groepjes ‘hoodies’ (trui met kap) met tekst op de rug, kwestie van vlug terug te vinden bij het verloren lopen (grapje). Ik wou vanmorgen, dat ik één van hen was. Ik wou, dat ik niet die oudere vrouw was met al een lang verleden om de schouders en een rugzak, die af en toe een beetje te zwaar doorweegt. Soms is er het verlangen, om nog eens ‘zorgeloos en onbezonnen’ door de dagen te lopen en een spoor te trekken, waarin geen rimpeltje te bespeuren valt. Natuurlijk zijn die jonge mensen niet zonder zorgen. In de tiener- en puberjaren leken mogelijke struikelblokken zelfs groter dan nu. Maar dat vrije gevoel, vlak na de examens, dat blijft me altijd bij. Die diepe zucht van opluchting, het blije van vrij zijn, die twee maanden zomer in het vooruitzicht … het kwam deze morgen allemaal terug. Het was toen ook mooi, zelfs zonder een kort verblijf in groep, ergens te lande.

Ons badplaatsje maakt zich op voor twee maanden druk druk druk. De horeca draait op coronatoeren, veel leegstaande panden zijn verhuurd en tal van zaken veranderen van locatie. Het jong geweld blijft hier echter op zijn honger zitten. Zijn er terrasjes te over, waar de grijze golf zich kan nestelen voor een drankje, dan kan de jeugd hier nergens terecht. Waren vroeger de bowling en een paar dancings, ’the place to be’ voor een avondje fun, dan is het hier op dat vlak één dorre woestijn. Niks meer terug te vinden van die dingen, allemaal verdwenen en door niets anders vervangen. Zo jammer! Of toch … de beach bars, nieuwe stek voor het jonge volk?

Zo glijden we juli en augustus in, twee maanden, die in een oogwenk achter ons zullen liggen. Op 1 juli blik ik altijd eens achterom, naar jaren terug. Dan sta ik weer achter de balie in het immobiliënkantoor waar ik acht jaar werkte. Storm op zee en gietende regen op de dag dat huurders de sleutel van hun vakantie appartement afhaalden en hun saldo vereffenden. Eén juli, de dag waarop mijn werkgever de ontvangen huur in een map stak, zijn fiets pakte en in een zijstraat van de zeedijk een fikse oplawaai kreeg van een rukwind. Eén juli, de dag waarop mijn baas met fiets onderuit ging, de wind vrij spel kreeg in de map en al het geld (en toen nog ‘checks’) hoog de lucht werd ingezogen. Een collega verhuurder zou later zeggen: ’t was als in een film van Jean Paul Belmondo! Eén voordeel: de regen, de natte straat … hield toch wat het gevleugelde geld tegen. Tal van mensen hielpen oprapen en brachten de buit naar het kantoor, anderen graaiden, pikten zoveel ze konden en vulden hun zakken. Er werd zelfs geld teruggevonden op de daken van de appartementsgebouwen. Wij, mijn werkgeefster en ik, keken met ontzetting toe, hoe klanten met volle handen nat geld het kantoor binnenkwamen en het verhaal deden. Buiten raasde de storm verder. Een uur later kwam onze fietser terug thuis, ongelukkig, omdat er een gat in zijn broek zat! Hij kreeg later een uitbrander van de bank, dat hij hen moest bellen en dat zij het geld wel zouden ophalen. Twee keer volgde hij hun goede raad op, de derde keer sprong hij op zijn fiets met een map met sluiting, dat wèl. Elke 1 juli, zelfs nu, veertig jaar verder, denk ik nog eens aan dat fenomenale gebeuren!

de jaren

ongezien vergleden

oogt alles anders nu

niet beter

niet slechter

alleen maar anders

de sporen

door ons getrokken

velen onbekend

niet gewist door tijd

veilig opgeborgen

in hoofd en hart

Doris Dorné – 27 juni 2021

Nog geen reacties

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *