Het is des mensen, het vooruitkijken, vooruitzichten stellen. Feestjes plannen, vakanties boeken, reizen uitpluizen, afspreken met vrienden, familiebezoek … de leuke dingen. Maar ook: het afrijden van het gazon, schilderwerken, grote schoonmaak houden, opruimen … ons leven is één groot vooruitzicht. Nu ik al langer dan drie maanden zit en lig werk achter de rug heb, blijkbaar iets waar velen van vinden dat het ‘moedig’ is en ‘karakter’ vraagt, hoor ik nu dagelijks: wanneer ga je weer stappen? Het antwoord ligt bij de arts, die wonder boven wonder, mijn loshangende voet met het nodige interne ijzerwerk weer in vorm kreeg. Maandag moeten we op consultatie, na de nodige radiografie zullen we horen wat er kan en mag. Zelf boetseer ik op dat vlak geen vooruitzichten. Het werd me afgeleerd in het UZ Gent, op de kinderkankerafdeling. Daar is ze weer, hoor ik jullie verzuchten, maar nu lijken die levenslessen me goed van pas te komen. Zo is er dan ook nooit ontgoocheling, als het anders uitdraait dan voorzien.
Bij de start van Benjamins behandeling, december 1990, kregen we één jaar in het vooruitzicht. Na negen chemokuren volgde een operatie. Een wegnemen van gal en milt, gaven ze ons mee. Het bleek erger dan gedacht. Zijn linker nier werd verwijderd, van gal en milt werd niet meer gesproken. Ik berustte, maar stelde me geen vragen. Wat was, dat was. Daarna volgde nog vijf keer chemotherapie. Het laatste infuus werd aangelegd begin december 1991. We waren een jaar verder, een last viel van mijn schouders, er kwam plaats voor een beetje euforie en zicht op vrijheid, zij het met altijd dat randje angst. Een gesprek met de behandelende artsen sloeg in als een bom. Tumorresten op de hoofdslagader vroegen om nog drie weken bestraling. Op dat moment op de kinderkankerafdeling, verloor ik voor altijd het geloof in het stellen van beloftevolle vooruitzichten. Op dat ogenblik brak ik in duizend stukjes en moest ik mezelf weer een beetje bijeen vegen. Maar kijk, die drie weken werden een ‘feest’ voor Benjamin. Los van het infuus wenkte toch de vrijheid, om ongebonden dagelijks naar de bestraling te lopen. Daar droegen de verpleegsters van dienst hem op handen. Tijdens die drie weken werd hij vijf op zijn ziekenhuiskamer. Kaartjes, tekeningen van de andere patiëntjes, een kroon en tal van geschenkjes … ‘dit is mijn mooiste verjaardag’, zei mijn vechtertje met de grootst mogelijke glimlach op zijn jarige gezichtje. Die drie onvoorziene weken in ons tweede thuis waren voor hem dus een echte meevaller. Het voelde zo goed, dat hij er zelfs wou blijven. Het zegt veel over de kinderkankerafdeling, die wij gekend hebben. Mij woog dit onvoorzien ’toetje op de taart’ zwaar. Sedertdien staat er bij mij achter elk mogelijk vooruitzicht een groot vraagteken. Daarom stel ik de voetarts weinig vragen over wat nog komt of zal kunnen, ik wacht gewoon af. Een kwestie van bescherming, om teleurstellingen te vermijden en niet in duizend stukjes te breken.
Eén reactie
Hallo Doris,
Mooi geschreven Doris, en ik hoop dat jij nog ontelbare keren zal schrijven over Benjamin en zijn veel te korte leven, maar een leven waarvan de meeste mensen niet weten wat een inpakt dat heeft op het verdere leven van de naaste omgeving.
Ik heb het al honderd keer gezegd, begrijpen kan je pas, als je het hebt meegemaakt.
Inderdaad, je maakt je nadien dan ook weinig of geen illusies meer. Wat komt, komt!
Veel geluk verder met de revalidatie!
We duimen!!!
groetjes, ginette