We ‘jeremiëren’ ofte ‘jammeren’ er dezer tijden nogal op los. Aangespoord door media (televisie en kranten), doen we lustig mee aan de klaagzang op alles wat ons pad kruist. Is het niet te droog, dan is het te nat. Gaan we door het leven als meisje of jongen, kiezen we voor mannelijk of vrouwelijk of gender? En als we dan een keuze maken, worden we dan gelukkiger dan voorheen? We moeten op onze woorden letten, zodat we niemand kwetsen. We moeten zo goed op onze taal letten, dat we letterlijk over onze woorden struikelen. Niets is nog goed. Je zou er zowaar het apezuur van krijgen. En kijk … nu zijn de apenpokken aan de beurt. Een mens kent geen minuut rust meer in zijn hoofd.
Maar … sedert gisteren valt hier het zwarte goud. Regen! Gedaan met jammeren. Het stof wordt van pril blad gewassen, de bomen en struiken staan weer op scherp. Spinnenwebben spoelen weg. Het lijk van een verdronken, groot kaliber spin, ligt akelig dik en zwart op het terras. Een naaktslak en even later een kompaan met huisje, vluchten voor de eerste nattigheid sedert weken. Het woekerende gras in onze ‘maai mei niet’ tuin, oogt groener dan aan de overkant. De onverantwoord bestofte wagen krijgt een gratis poetsbeurt en blinkt als nooit tevoren. Hoera, daar hoeven we ook al niet meer over te stressen! Regendruppels tokkelen een lied op het metalen blad van de terrastafel, terwijl een merel het hoogste lied zingt. Geen reden tot jeremiëren dus, integendeel. Ik besef … straks komt het avondnieuws met meldingen van overstromingen en blikseminslagen. Jammer genoeg heeft er altijd wel iemand echt reden tot ongelukkig zijn, maar dat noem ik dan geen ‘jammeren’.
De wolken trekken open, straks krijgen we een zonnestraaltje geluk!
Nog geen reacties